De beste tips om definities te leren voor je eindexamens: deel 2

Eerst lezen, dan markeren

De grootste fout die bijna iedereen maakt (want je denkt dat je sneller klaar bent): direct beginnen met markeren in de leerstof. Niet doen! Lees eerst het boek van voor tot achter helemaal door. Snap je bepaalde dingen niet? Geen probleem. Sla ze even over voor nu. Het belangrijkste is dat je de stof leert kennen. Heb je het boek uit? Leg hem aan de kant en geef je hersens de kans om de informatie even te verwerken. Je moet echt goed voor je brein zorgen deze maanden, dus gun jezelf de tijd! 

De volgende dag (of dagen daarna, dat ligt aan je examenplanning) ga je nog een keertje door de Samengevat heen. Op dat moment begin je met het markeren van de belangrijkste definities, begrippen, formules, schema’s, noem maar op. Dit is ‘het grote filteren van de informatie’. Wat in de Samengevat staat is allemaal examenstof. Nu moet je nog de voor jou belangrijkste elementen en definities eruit halen. 

Gebruik hiervoor markers, washi tape, tabs: net wat je prettig vindt. Zijn er onderwerpen in de Samengevat die je niet snapt? Zoek op dat moment meteen hulp bij je docent, ga op zoek naar uitlegvideo’s, vraag een klasgenoot of regel iets anders. Je hebt namelijk geen tijd om dat op het allerlaatste moment aan te laten komen. 

Schrijf de definities op flashcards

Je hebt nu de stof minimaal twee keer helemaal gelezen én de belangrijkste examenstof gemarkeerd. De volgende stap is flashcards maken. En ook hier komen de kleuren weer om de hoek kijken. Is het examen Aardrijkskunde en de kleur van dat vak groen? Gebruik dan de groene studiekaartjes. En stop daar niet. Gebruik dezelfde kleuren voor het arceren van bijvoorbeeld signaalwoorden. Of maak er kleine tekeningetjes mee. Hoe kleurrijker de kaartjes zijn en hoe meer leuke plaatjes erop staan, hoe beter en sneller je ze onthoudt.

Flashcards geven je een enorme boost in de snelheid waarop je de examenstof leert. Als je het goed doet tenminste. Daarom bij deze de twee belangrijkste tips voor het maken van de kaartjes:

1. Schrijf de flashcards zelf

Zodra je begint met het maken van de kaartjes, ben je al aan het leren. Door te schrijven maak je op twee manieren herinneringen aan: het daadwerkelijk zelf formuleren van de definitie en het antwoord, plús de manier hoe je het opschrijft. We hebben het eerder gehad over zo snel mogelijk informatie opslaan in je langetermijngeheugen: schrijven is extreem effectief. Je maakt een zogenaamd motorisch geheugenspoor aan in je hersenen. Een duur woord voor een herinnering aan de letters, de verbindingen en de woorden die daarmee worden gevormd. Schrijven dus!

2. Gebruik één definitie per kaartje

Maak geen opsommingen, geen lijsten en geen bulletpoints. Echt niet. Er is namelijk een verschil tussen herkennen en kennen. We geven je even een voorbeeld, dat is wel zo handig! 

Uit de examenstof voor Aardrijkskunde: 'er zijn drie typen landen: een centrumland, een semi perifeer land en een perifeer land'. 

Het is verleidelijk om deze drie als opsomming op één flashcard te zetten. Niet doen! Als je dit gaat leren, is de kans groot dat je er één kent (de bovenste) en twee herkent, maar alleen in combinatie met de eerste. 

Wat je wel moet doen? Maak drie kaartjes, met op elk kaartje 1 vraag en antwoord. Bijvoorbeeld:

Vraag: Wat is een centrumland? Antwoord: Het meest ontwikkelde land volgens het sociaal economisch ontwikkelingspeil.

Hier heb je meteen twee voordelen te pakken. Je moet zelf de definitie formuleren, hierdoor maak je weer een nieuwe verbinding aan in je hersenen. Plus je hebt een kaartje dat je op twee manieren kunt leren! 

Benieuwd naar meer tips voor het leren van definities? We schreven ook een deel 1, deel 3 en deel 4!